...
Helaas zie ik het veel om me heen; onzekere motorrijders. Vooral wij dames lijken er een handje van te hebben om onzeker op de motor te zitten. Eigenlijk is het nergens voor nodig. En toch zijn velen van ons het regelmatig. Of in ieder geval af en toe. Dat was ik eerst ook, dus dat snap ik ook heel goed. Onzeker op de motor. En nu? Ik vertel je meer.
Het begint bij het achterhalen waarom je onzeker op de motor zit. Voelt je motor zwaar aan? Is het een motor met veel vermogen, waardoor ‘ie je intimideert? Kom je niet goed bij de grond? Vind je het lastig in te schatten wat het overig verkeer doet? Of hoe een bocht loopt en je die dus door moet rijden?
Ben je bang om je motor te laten vallen? Of nog vervelender; om zelf te vallen? Zodra je weet wat je spannend vindt, kun je er ook gerichter mee aan de gang. Vind je al het bovenstaande wat griezelig? Dan wordt er al snel geroepen; “Stop dan maar met motorrijden!” En ja, dat is de snelste oplossing. Maar je bent niet begonnen met motorrijden om er vervolgens maar weer mee te stoppen als het niet mee zit.
Veel ‘problemen’ waar je tegenaan loopt tijdens het motorrijden zijn eigenlijk geen problemen. Immers is het alleen een probleem als je het niet op kunt lossen. En laat dat nou in veel gevallen eigelijk heel simpel zijn.
Voelt je motor zwaar aan? Vind je dat spannend? Ga dan na waarom je dat spannend vindt. Ben je bang dat je hem laat vallen en niet meer overeind krijgt? Maak je dan vooral niet te druk. Er zijn veel handige trucs om je motor op te leren tillen. Dit vergt natuurlijk wat oefening. Nu snap ik heel goed dat je niet zomaar je motor wilt neerleggen om de handigheid erin te krijgen.
Kijk of je een ander zwaar voorwerp kunt gebruiken om het na te bootsen. Of creëer de juiste omstandigheden om wél met je eigen motor te kunnen oefenen. Denk aan oefenen op het gras, gooi er een stel oude dekbedden onder etcetera. Dit is ook een ideale oplossing voor je angst om je motor te laten vallen. Afgezien dat het natuurlijk vervelend is als je motor daar schade bij oploopt, is het trucje om je motor weer op te rapen vaak goed te oefenen. Je zult merken dat die angst om je motor te laten vallen en vervolgens niet meer op te kunnen rapen steeds minder wordt.
En hoe stom het ook is; die angst wordt ook minder als hij eenmaal een keertje omgevallen is. Hoe pijnlijk dat ook is. Ik moet er ook niet aan denken om mijn mooie nieuwe motor om te laten vallen. Maar ik wilde mijn vorige motor, ondanks dat dat een oudere motor was, ook niet om laten vallen.
Toch ging hij daar plots. Hoppa, zo op z’n zijkant nadat ik – classic – de zijstandaard niet goed had uitgeklapt. Heel lullig, Heel pijnlijk (in m’n hart, ego etcetera). Maar na het nodige gemopper, balen en een kleine brok in m’n keel weg te hebben geslikt, kon ik het laten rusten. Toen hij later een tweede keer viel (ik zat niet op te letten bij parkeren) deed het veel minder zeer. Één vloekwoord later was de rust alweer terug gekeerd. Ja, het is kak. Maar nee, het is niet het einde van de wereld. Makkelijker gezegd dan geaccepteerd, I know. Maar vertrouw me, het gaat minder zeer doen in je hart.
Heeft je motor veel vermogen waardoor hij je wat intimideert? Dan zul je je vast afvragen of je wel de juiste motor hebt uitgekozen. Stop daar eerst eens even mee. Als dit jouw droommotor is, is het je droommotor. Geef jezelf eerst eens de tijd om eraan te wennen. Ga rijden met iemand die geduld kan opbrengen om jouw tempo te rijden.
Speel rustig met het gas. Voel de gasrespons. En ontdek hoe de motor remt. Een motor met veel vermogen heeft tegenwoordig vaak ook een stel remmen waar je u tegen zegt. Wen daar ook rustig aan. Geef het echt een paar maanden de tijd. Went het écht niet? Dan kun je hem altijd nog inruilen voor een lichter model. Maar zet die droommotor niet direct uit je hoofd.
Kun je niet goed bij de grond als je op de motor zit en zit je daarom onzeker op de motor? Dat is gelukkig ook iets waar je heel goed iets aan kunt doen. Zo kun je je motor verlagen. Tegenwoordig zijn er heel wat opties. Denk aan andere vering, een ander zadel of de voorpoten wat door laten steken. Je kunt soms zelfs kijken voor een ander kontje op de motor waardoor hij iets lager wordt.
Dit hoef je natuurlijk niet zelf te gaan doen. Het kan! Voor alle handige motormuizen onder ons. Maar niemand verwacht dat je dit zelf gaat oplossen Dus je kunt ook naar een motorgarage gaan. Of zoek een specialist op dit gebied. Ook die zijn er genoeg!
Wil je je motor niet verlagen? Laat je dan alsnog niet ontmoedigen. Er zijn een heleboel handigheidjes die je jezelf aan kunt leren om met een hoge of grote motor overweg te kunnen. Ik schreef al eens eerder over het rijden van een grote motor als kleine vrouw. Vind je het spannend om hier in je eentje mee aan de gang te gaan? En snappen de motorrijders om je heen je spanning niet? Neem dan gerust contact met me op! Ik help je graag.
Onzeker op de motor zitten doordat je het verkeer lastig in te schatten vindt, overwin je eigenlijk alleen door kilometers te maken. Oefenen, oefenen, oefenen. Mijn grootste tip; zoek een maatje – zoals ik al eerder zei – die het geduld kan opbrengen om op jouw tempo rond te rijden. Als er dan iets gebeurt, ben je niet alleen. Dit werkt echt heel goed!
Heb je geen maatje in de buurt om mee te oefenen? Zet dan de stap om tóch alleen te gaan rijden en meters te maken. Deel je live locatie met iemand via bijvoorbeeld de GPS op je telefoon en vraag of diegene deze zo nu en dan checkt. Dit geeft vaak een fijner gevoel dan blanco in je eentje op pad te gaan.
Zoek vervolgens een route die je bijvoorbeeld kent omdat je daar rijdt als je naar je werk gaat. Of boodschappen gaat doen. Of omdat je die route graag fietst (indien het geen fietspad is..). Maak je eigen ‘vaste rondje’ om vertrouwen op te doen. Breid die route langzaam uit of maak kleine zijstapjes in de route om zo langzamerhand nieuwe situaties op te zoeken.
Ook hier weer alles op je eigen tempo. Ik snap echt heel goed dat je je bezwaard voelt als je met anderen rijdt. Omdat je de groep niet op wilt houden. Maar dit hoort nu eenmaal bij het motorrijden. Ik had hier ook last van. Nog een gouden tip; investeer in een communicatiesetje. Als je dan met vrienden rijdt, kun je blijven communiceren met elkaar, ook als je wat achterblijft.
Dit gaf mij zoveel meer vertrouwen. Ik riep dan naar mijn maatje – met engelengeduld, voor al die kregen dat ik achterbleef – “Ik kom eraan hoor!”. Zo wist hij dat ik ondertussen niet per ongeluk van de weg was geraakt, maar lekker op mijn eigen tempo het ritje reed.
Ik zat ook een tijd onzeker op de motor op het circuit. Dit terwijl ik ondertussen prima kon rijden. Na twee jaar circuitrijden reed ik overwegend nog steeds in groepjes. Omdat ik mezelf – ook heerlijk vrouweigen – continu onderschat. “Ik ben nog niet snel genoeg”, “Straks rij ik in de weg of hou ik iedereen op!” zijn kreten die je me vaak (en soms stiekem nog steeds) hoorde roepen. Mijn onzekerheid hield me tegen. Totdat één van de instructeurs Henk tegen me zei; “Motorrijden is geen teamsport”.
En dat is zó ontzettend waar, als je er eens goed over nadenkt (we hebben het nu niet over endurance wedstrijden rijden, hè..). Voor ons – normale motorrijders – is motorrijden geen teamsport. Ja, als je in een groep rijdt, denk je om elkaar. Maar je doet het niet voor een ander.
Als je langzamer rijdt dan een ander, is dat zijn of haar probleem. Niet het jouwe. Hij of zij gaat er maar langs wanneer dat veilig wordt geacht. Of hij of zij brengt maar even het geduld op. En als het allemaal iets langer duurt omdat je het manoeuvreren van je zware motor spannend vindt, dan wachten ze maar. Want ook zij zijn ooit eens begonnen. Even de ego erin gooien, topper. Dus wat doe je de volgende keer als je denkt dat je in de weg rijdt of de boel ophoudt?
Juist, lekker op je eigen tempo blijven rijden en rustig je tijd nemen. Gewoon in de weg blijven rijden en de boel ophouden. Jij rijdt voor jou. Voor jezelf. Voor je eigen plezier. Dat tempo of de handigheid komt vanzelf. Of nooit. En dan ben jij dat verkeer waar zíj rekening mee moeten houden. Het gaat om jouw vertrouwen in je eigen kunnen. Dát is het belangrijkst.